Geniepig, activerend en onmisbaar: op zoek naar het wezen en de geur van de vraag
Als onderdeel van mijn onderzoek naar het fenomeen vraag polste ik geurontwerper Frank Bloem of hij ‘een vragenopwekkende geur’ kon ontwikkelen. Een substantie die via de neus een nieuwsgierige, verwonderde danwel kritische toestand zou ontketenen waar vragen overvloedig uit opwellen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Frank stemde niettemin toe. Voorafgaand aan het chemische deel van het ontwerp voerden we enkele intense gesprekken, waaruit bleek dat we totaal verschillende relaties tot de vraag onderhouden. Hieronder een impressie van onze conversaties, die leidden tot het ontwerp van (vermoedelijk) ’s werelds eerste dialoog voor de neus, bestaande uit een vragende en een antwoordende geur.
Frank Bloem: Vragen stellen heeft een goede reputatie. Daar je kan je vraagtekens bij zetten, of het wel zo nobel is, wat je ermee op afstand houdt. Wat je ermee ... suggereert. Het is een hele agressieve en geniepige wijze om je eigen denkbeelden over te brengen.
Richtje Reinsma: Jij wantrouwt de vraag! Wanneer is dat begonnen?
FB: [Lacht] Toen ik 13 was ... Nee, vanochtend toen ik uit de auto stapte en dacht: ‘Richtje komt over vragen praten, of eigenlijk over de geur van vragen – wat vind ik er zelf van?’. Nou, ik ben pas tevreden als een vraaggesprek een strakke vorm heeft. Op een avond met publiek bijvoorbeeld, dat er maar één iemand is die de vragen mag stellen. Het publiek mag niet ineens ook dingen gaan vragen. Daar word ik als mede-publiek altijd boos over.
RR: Nu ben je overgestapt van kritiek op de vragensteller naar kritiek op het ritueel van een avond met vragen en publiek.
FB: Het gaat mij erom: wie mag de vraag stellen. Als je een vraag stelt begin je een ceremonie. Ik vind het belangrijk dat die wordt geëerbiedigd, dat zo’n situatie niet kapot gemaakt wordt. Een vraaggesprek is een potentieel gevaarlijke situatie, net als een bokswedstrijd. Je hebt strenge regels nodig, het publiek moet niet mee gaan boksen.
RR: Hm. Ja, als je een vraag stelt neem je regie. Er is wel een groot verschil tussen vragen stellen met voorbedachte rade en op afspraak, en ‘de vraag die opkomt’: de onbevangen vraag ...
FB [valt RR in de rede]: Ik weet niet of dat anders is. Het verschil met een bokswedstrijd is dat er niet twee gelijken om het beste eindresultaat aan het strijden zijn. Er zijn twee verschillenden die proberen om hun beider werelden in elkaar te passen — waarbij er één interesse moet hebben in de ander.
~...~
FB: Je stelt een vraag. Oftewel: je doet je deur open. En opeens dondert iemand al z’n meningen je huis in, z’n hele hebben en houwen.
RR: Dat draait om de dosering van het antwoord. Ik heb net uit een opvoedboek geleerd wat je moet doen als kinderen over moeilijke dingen vragen stellen, over droevige en enge dingen zoals dood en oorlog. De tip: geef eerlijk antwoord, maar houd het heel kort en wacht dan of er nog een vraag komt. Als er geen vraag meer komt, is het genoeg geweest. Dat vond ik een hele goeie. Ik herinner me dat mijn vader heel geïrriteerd kon zijn door mijn vragen en die van mijn zusje, omdat hij zich verantwoordelijk voelde om voor eens en altijd het complete antwoord te geven.
~...~
RR: Wil je nog wel meedoen met mijn project als je vragen stellen zo’n agressieve ...
FB [valt RR in de rede]: Juíst! Ik vind strijd interessant. Dingen die niet passen. Een vraag ontstaat wanneer iets niet duidelijk is. Er is bij een vraag altijd sprake van een onevenwichtige situatie, waarbij beide partijen denken dat er door het beantwoorden van een vraag een evenwichtige situatie kan ontstaan. Wat niet zo is.
RR: Een vraag kan ook dienen om de schijn van een evenwichtige situatie te doorbreken.
FB: Als er een stilte valt op een verjaardag ... Ik heb dat een keer meegemaakt op de verjaardag van mijn opa en oma. De hele familie om de tafel, alle taarten waren geweest. Opeens viel het gesprek stil. Niemand wist hoe dat weer op te starten. Als dat gebeurt is er een moment dat je het met een onbevangen vraag weer aan kan jagen. Maar als het te lang duurt, die stilte, kan niemand meer een vraag verzinnen die op dat moment gepast is.
~
RR: Kinderen vinden het vaak eng om een vraag te stellen. Ondanks het feit dat je continu in allerlei situaties wordt uitgenodigd om een vraag te stellen, met behulp van klassiekers als ‘er bestaan geen stomme vragen’ en ‘vragen staat vrij’. Iedereen weet dat het niet waar is. Er zijn een heleboel verboden vragen
FB [valt RR in de rede]: Je plaatst je buiten een groep door een vraag te stellen. Dat vind ik er wel prettig aan.
RR [door FB heen]: Je geeft je bloot.
FB: Dat is misschien waarom ik het als toeschouwer onplezierig vind als anderen leden van het publiek een vraag stellen. Een soort jaloezie. Je wil zelf helemaal geen vraag stellen, maar je wil ook niet dat ándere mensen dat doen. Jíj bent niet dominant in je vragende rol.
RR: Het is niet mijn intentie om dominant te zijn.
FB: Waarom niet?
RR: Vragen stellen is voor mij een vorm van zelfbehoud, ik wil niet verdwijnen in een situatie of een groep. Maar ik neem niet de verantwoordelijkheid; ik wil common ground creëren. Een erkenning dat niks vanzelfsprekend is aan het samenzijn. Daarin zoek ik een soort openheid en speelsheid. En veiligheid. Ik slaag daar helemaal niet altijd in.
FB: Nee, want dan gedraag je je als een tuinman eigenlijk, die een tuintje creëert en dan hoopt ... dat de wereld die daarin ontstaat voldoet aan wat hij had verwacht.
~...~
FB: Dit hele project komt blijkbaar voort uit jouw moederschap.
RR: Nee. Al voor ik moeder werd ontdekte ik dat ik extreem veel vragen stelde. Het maakte me wantrouwig, ‘waarom doe ik dat?’. Toen ben ik mijn gedrag gaan onderzoeken. Ik zag een sterke link met het kunstenaarschap, waar de vraag is verheven tot een op zichzelf staande waarde. Een activerende, belangrijke vorm waarbij de kunstenaar die zijn vragen de wereld in gooit geen enkele verantwoordelijkheid hoeft te nemen voor eventuele antwoorden. Dat vind ik heel interessant aan de kunst. Ik ben geloof ik opgevoed met een wat overmatig idee van verantwoordelijkheid dragen voor alle denkbare consequenties van wat je zegt en doet. De kunst vond ik heel bevrijdend, omdat je daar ook je niet-weten mag erkennen, en tóch mag handelen en vragen stellen. Dat vind ik heel fijn. Ik vond het als kind beklemmend dat ik de hele tijd alwetend moest proberen te zijn. Nu zit ik erg te psychologiseren ...
FB: Ja hoor, prima. Ik stelde ook een psychologische vraag.
RR: Wat ik wel heel opmerkelijk vind aan het moederschap is ... Op het moment dat je een vraag stelt in een groep, plaats je jezelf erbuiten. Dat is ook de kunstenaarstraditie waarin ik ben opgevoed: de kunstenaar mag, móet zich buiten de maatschappij opstellen. Dat is aan de ene kant onveilig en aan de andere kant juist veilig. Maar als je moeder wordt, of ouder wordt, althans zo heb ik het ervaren: dan word je medeplichtig aan de mensheid. Zelf kies je niet voor geboren worden. Pats, je bent er gewoon.
FB: Is dat niet een cliché? Voor mij is dat een doodlopende weg, van de generatie van de babyboomers ... Dat hele vrijheidsgebeuren uit de jaren 60 komt er vandaan: ik heb er niet om gevraagd, dus ik kan alles doen wat ik wil. Drank, drugs, met iedereen naar bed, ik hoef me nergens wat van aan te trekken.
RR: Maar ... ik had m’n gedachte nog niet afgemaakt.
FB: Ik ben ook nog niet helemaal klaar. Ik heb het idee dat onze generatie ontdekt: hee, het is niet zo dat je óf bij de maatschappij hoort en je voegt, óf je doet dat niet en dan ben je een kunstenaar. Die uitspraak ‘ik heb er niet om gevraagd om geboren te worden’ is totaal niet relevant. Het kon je niet gevraagd worden toen je nog niet bestond. Die posities van onschuldig kind en schuldige ouder slaan nergens op. Je ouders kregen ook zomaar iemand in de schoot geworpen.
RR: Wat mij betreft gaat het over verantwoordelijkheid, plicht en veiligheid. Er heerst een idee, in elk geval wat betreft de moeder, dat onvoorwaardelijke liefde voor het kind natuur is en dat je daar als kind recht op hebt. Je wordt geboren, volslagen hulpeloos, en je moeder – en anderen, maar je moeder, daar kom je echt fysiek uit tevoorschijn – moet jouw veiligheid waarborgen. De zogenaamde hechting moet plaatsvinden, die de mate bepaalt waarin jij je op je plek voelt in je leven. Je grond van bestaan wordt zo geworteld in de moederliefde. Ik ben moeder geworden op een plek en in een tijd waarin ik dat heb kunnen ervaren als mijn keuze. Die mogelijkheid gold niet voor de meerderheid van alle moeders die er ooit geweest zijn. Maar of het nou een keuze was of niet – of deels, aangezien je vaak nauwelijks echt kan weten waar je precies voor kiest – er is sowieso een plicht, een verwachting, innerlijk en van buitenaf: jij moet als moeder transformeren in een verantwoordelijk en liefhebbend iemand, die gaat zorgen dat het kind zich thuisvoelt in de wereld en zich goed kan ontwikkelen. Dat vergt voor mijn gevoel ... dat je je als moeder medeplichtig maakt aan bepaalde systemen. Terwijl ik het daarvoor heel prettig vond om een wat afstandelijke, verwonderde houding aan te nemen. Maar nu wil ik dat de wereld van mijn kind houdt. Snap je?
FB: Nee, dat snap ik niet.
RR: Ik kan niet in mijn eentje de veiligheid van mijn kind waarborgen. Daarom móet ik me constructief opstellen. Tja ... ik vertel je hoe ik het ervaar.
FB: Interessant. Hoe ik daarover denk is totaal anders.
Frank Bloem: Vragen stellen heeft een goede reputatie. Daar je kan je vraagtekens bij zetten, of het wel zo nobel is, wat je ermee op afstand houdt. Wat je ermee ... suggereert. Het is een hele agressieve en geniepige wijze om je eigen denkbeelden over te brengen.
Richtje Reinsma: Jij wantrouwt de vraag! Wanneer is dat begonnen?
FB: [Lacht] Toen ik 13 was ... Nee, vanochtend toen ik uit de auto stapte en dacht: ‘Richtje komt over vragen praten, of eigenlijk over de geur van vragen – wat vind ik er zelf van?’. Nou, ik ben pas tevreden als een vraaggesprek een strakke vorm heeft. Op een avond met publiek bijvoorbeeld, dat er maar één iemand is die de vragen mag stellen. Het publiek mag niet ineens ook dingen gaan vragen. Daar word ik als mede-publiek altijd boos over.
RR: Nu ben je overgestapt van kritiek op de vragensteller naar kritiek op het ritueel van een avond met vragen en publiek.
FB: Het gaat mij erom: wie mag de vraag stellen. Als je een vraag stelt begin je een ceremonie. Ik vind het belangrijk dat die wordt geëerbiedigd, dat zo’n situatie niet kapot gemaakt wordt. Een vraaggesprek is een potentieel gevaarlijke situatie, net als een bokswedstrijd. Je hebt strenge regels nodig, het publiek moet niet mee gaan boksen.
RR: Hm. Ja, als je een vraag stelt neem je regie. Er is wel een groot verschil tussen vragen stellen met voorbedachte rade en op afspraak, en ‘de vraag die opkomt’: de onbevangen vraag ...
FB [valt RR in de rede]: Ik weet niet of dat anders is. Het verschil met een bokswedstrijd is dat er niet twee gelijken om het beste eindresultaat aan het strijden zijn. Er zijn twee verschillenden die proberen om hun beider werelden in elkaar te passen — waarbij er één interesse moet hebben in de ander.
~...~
FB: Je stelt een vraag. Oftewel: je doet je deur open. En opeens dondert iemand al z’n meningen je huis in, z’n hele hebben en houwen.
RR: Dat draait om de dosering van het antwoord. Ik heb net uit een opvoedboek geleerd wat je moet doen als kinderen over moeilijke dingen vragen stellen, over droevige en enge dingen zoals dood en oorlog. De tip: geef eerlijk antwoord, maar houd het heel kort en wacht dan of er nog een vraag komt. Als er geen vraag meer komt, is het genoeg geweest. Dat vond ik een hele goeie. Ik herinner me dat mijn vader heel geïrriteerd kon zijn door mijn vragen en die van mijn zusje, omdat hij zich verantwoordelijk voelde om voor eens en altijd het complete antwoord te geven.
~...~
RR: Wil je nog wel meedoen met mijn project als je vragen stellen zo’n agressieve ...
FB [valt RR in de rede]: Juíst! Ik vind strijd interessant. Dingen die niet passen. Een vraag ontstaat wanneer iets niet duidelijk is. Er is bij een vraag altijd sprake van een onevenwichtige situatie, waarbij beide partijen denken dat er door het beantwoorden van een vraag een evenwichtige situatie kan ontstaan. Wat niet zo is.
RR: Een vraag kan ook dienen om de schijn van een evenwichtige situatie te doorbreken.
FB: Als er een stilte valt op een verjaardag ... Ik heb dat een keer meegemaakt op de verjaardag van mijn opa en oma. De hele familie om de tafel, alle taarten waren geweest. Opeens viel het gesprek stil. Niemand wist hoe dat weer op te starten. Als dat gebeurt is er een moment dat je het met een onbevangen vraag weer aan kan jagen. Maar als het te lang duurt, die stilte, kan niemand meer een vraag verzinnen die op dat moment gepast is.
~
RR: Kinderen vinden het vaak eng om een vraag te stellen. Ondanks het feit dat je continu in allerlei situaties wordt uitgenodigd om een vraag te stellen, met behulp van klassiekers als ‘er bestaan geen stomme vragen’ en ‘vragen staat vrij’. Iedereen weet dat het niet waar is. Er zijn een heleboel verboden vragen
FB [valt RR in de rede]: Je plaatst je buiten een groep door een vraag te stellen. Dat vind ik er wel prettig aan.
RR [door FB heen]: Je geeft je bloot.
FB: Dat is misschien waarom ik het als toeschouwer onplezierig vind als anderen leden van het publiek een vraag stellen. Een soort jaloezie. Je wil zelf helemaal geen vraag stellen, maar je wil ook niet dat ándere mensen dat doen. Jíj bent niet dominant in je vragende rol.
RR: Het is niet mijn intentie om dominant te zijn.
FB: Waarom niet?
RR: Vragen stellen is voor mij een vorm van zelfbehoud, ik wil niet verdwijnen in een situatie of een groep. Maar ik neem niet de verantwoordelijkheid; ik wil common ground creëren. Een erkenning dat niks vanzelfsprekend is aan het samenzijn. Daarin zoek ik een soort openheid en speelsheid. En veiligheid. Ik slaag daar helemaal niet altijd in.
FB: Nee, want dan gedraag je je als een tuinman eigenlijk, die een tuintje creëert en dan hoopt ... dat de wereld die daarin ontstaat voldoet aan wat hij had verwacht.
~...~
FB: Dit hele project komt blijkbaar voort uit jouw moederschap.
RR: Nee. Al voor ik moeder werd ontdekte ik dat ik extreem veel vragen stelde. Het maakte me wantrouwig, ‘waarom doe ik dat?’. Toen ben ik mijn gedrag gaan onderzoeken. Ik zag een sterke link met het kunstenaarschap, waar de vraag is verheven tot een op zichzelf staande waarde. Een activerende, belangrijke vorm waarbij de kunstenaar die zijn vragen de wereld in gooit geen enkele verantwoordelijkheid hoeft te nemen voor eventuele antwoorden. Dat vind ik heel interessant aan de kunst. Ik ben geloof ik opgevoed met een wat overmatig idee van verantwoordelijkheid dragen voor alle denkbare consequenties van wat je zegt en doet. De kunst vond ik heel bevrijdend, omdat je daar ook je niet-weten mag erkennen, en tóch mag handelen en vragen stellen. Dat vind ik heel fijn. Ik vond het als kind beklemmend dat ik de hele tijd alwetend moest proberen te zijn. Nu zit ik erg te psychologiseren ...
FB: Ja hoor, prima. Ik stelde ook een psychologische vraag.
RR: Wat ik wel heel opmerkelijk vind aan het moederschap is ... Op het moment dat je een vraag stelt in een groep, plaats je jezelf erbuiten. Dat is ook de kunstenaarstraditie waarin ik ben opgevoed: de kunstenaar mag, móet zich buiten de maatschappij opstellen. Dat is aan de ene kant onveilig en aan de andere kant juist veilig. Maar als je moeder wordt, of ouder wordt, althans zo heb ik het ervaren: dan word je medeplichtig aan de mensheid. Zelf kies je niet voor geboren worden. Pats, je bent er gewoon.
FB: Is dat niet een cliché? Voor mij is dat een doodlopende weg, van de generatie van de babyboomers ... Dat hele vrijheidsgebeuren uit de jaren 60 komt er vandaan: ik heb er niet om gevraagd, dus ik kan alles doen wat ik wil. Drank, drugs, met iedereen naar bed, ik hoef me nergens wat van aan te trekken.
RR: Maar ... ik had m’n gedachte nog niet afgemaakt.
FB: Ik ben ook nog niet helemaal klaar. Ik heb het idee dat onze generatie ontdekt: hee, het is niet zo dat je óf bij de maatschappij hoort en je voegt, óf je doet dat niet en dan ben je een kunstenaar. Die uitspraak ‘ik heb er niet om gevraagd om geboren te worden’ is totaal niet relevant. Het kon je niet gevraagd worden toen je nog niet bestond. Die posities van onschuldig kind en schuldige ouder slaan nergens op. Je ouders kregen ook zomaar iemand in de schoot geworpen.
RR: Wat mij betreft gaat het over verantwoordelijkheid, plicht en veiligheid. Er heerst een idee, in elk geval wat betreft de moeder, dat onvoorwaardelijke liefde voor het kind natuur is en dat je daar als kind recht op hebt. Je wordt geboren, volslagen hulpeloos, en je moeder – en anderen, maar je moeder, daar kom je echt fysiek uit tevoorschijn – moet jouw veiligheid waarborgen. De zogenaamde hechting moet plaatsvinden, die de mate bepaalt waarin jij je op je plek voelt in je leven. Je grond van bestaan wordt zo geworteld in de moederliefde. Ik ben moeder geworden op een plek en in een tijd waarin ik dat heb kunnen ervaren als mijn keuze. Die mogelijkheid gold niet voor de meerderheid van alle moeders die er ooit geweest zijn. Maar of het nou een keuze was of niet – of deels, aangezien je vaak nauwelijks echt kan weten waar je precies voor kiest – er is sowieso een plicht, een verwachting, innerlijk en van buitenaf: jij moet als moeder transformeren in een verantwoordelijk en liefhebbend iemand, die gaat zorgen dat het kind zich thuisvoelt in de wereld en zich goed kan ontwikkelen. Dat vergt voor mijn gevoel ... dat je je als moeder medeplichtig maakt aan bepaalde systemen. Terwijl ik het daarvoor heel prettig vond om een wat afstandelijke, verwonderde houding aan te nemen. Maar nu wil ik dat de wereld van mijn kind houdt. Snap je?
FB: Nee, dat snap ik niet.
RR: Ik kan niet in mijn eentje de veiligheid van mijn kind waarborgen. Daarom móet ik me constructief opstellen. Tja ... ik vertel je hoe ik het ervaar.
FB: Interessant. Hoe ik daarover denk is totaal anders.
RR: Gaat dit nog over vragen?
FB: Jawel, dit komt uiteindelijk weer bij vragen uit. Je moet eerst een verhaal hebben, en dan pas kun je over geur gaan praten. We zijn nu bezig met de fundering. Wil je een idyllische wereld?
RR: Ik zou natuurlijk graag een heel andere wereld willen.
FB: Natuurlijk?
RR: Ik vind de wereld vrij rampzalig. Dan denk ik aan allerlei dingen, van het klimaat tot het schoolsysteem. Erfgoed zogezegd, dat ik zelf ook nog eens belichaam. Maar ik zie ook veel schoonheid en wonderen. Uiteindelijk zeg ik wel ja tegen het hopeloze avontuur van de mensheid op de planeet, maar ik hoop ... ik heb veel idealen, en tegelijkertijd een heel klein gevoel over wat ik kan doen. Maar ik voel me verplicht aan mijn zoon om er de schouders onder te blijven zetten.
~...~
FB: Wat betreft Corona, ik was dankbaar voor hoe het alles stillegde. Ik leerde daarvan: je kan ook niet meedoen. Gewoon je mond houden. Als je op een verjaardag zit en het valt stil, denken: goh, lekker stil. Even rustig voor je uit mijmeren totdat iemand weer een vraag stelt. Iemand die er niet tegen kan, tegen die stilte. Corona heeft mij ook doen beseffen: misschien is mijn alcoholinname net zo’n vorm van meedoen. Want waarom doe ik het? Ik drink niet voor mezelf. Ik heb nu drie maanden niet gedronken. Dat bevalt mij uitstekend en dat voelt als een daad. Een asociale daad.
RR: Echt?
FB: Er is geen wet die zegt dat je niet asociaal mag zijn. Ik zit op een volkstuin, een goed model voor de samenleving. Daar zie je hoe het werkt. Een groot deel van de mensen is het oneens met hoe ik tuinier. Net zoals ik het oneens ben met hoe anderen tuinieren. Ik hoef geen Romeinse beelden in m'n tuin, geen hagelwitte tegels, geen porseleinen poesjes. Bij mij gaat de natuur voor een deel z'n gang. Er zijn nog extremere mensen, die doen aan natuurlijk tuinieren. Daar is het volgens de witte porseleinen beeldjes helemaal een chaos.
RR: Doet dat de beeldjes verdriet?
FB: Dat doet de beeldjes veel verdriet. Ze zien hoe hand over hand het natuurlijk geweld toeneemt. Gelukkig is natuurlijk tuinieren alweer op z'n retour. Want ja, het is niet de bedoeling dat het Volkstuinpark een totale wildernis is. Het is een microsamenleving van mensen die allemaal hun eigen paradijselijke situatie proberen te creëren, waarbij de één meer last van de ander heeft dan andersom.
RR: Wat is jouw paradijs?
FB: Dat weet je niet van jezelf. Het beste is een situatie waarbij zo min mogelijk mensen last hebben van elkaar.
RR: Welke rol speelt contact daarbij, en vragen stellen?
FB: Dat je leert te snappen wat andere mensen interessant vinden aan porseleinen poezenbeeldjes, en dat je op iemand z’n ziel trapt als je kritiek hebt. Dus je moet uitkijken voordat je een oordeel velt. Een vraag en een oordeel liggen wel vrij dicht bij elkaar in de buurt ... de vraag is eigenlijk een zogenaamd vriendelijke vorm van een oordeel.
RR: Ik ervaar een oordeel als een steen die wordt neergelegd: baf! Terwijl als ik een vraag stel, dan heb ik het idee dat ik een wolkje in de lucht breng.
FB: Als je geur laat ruiken breng je ook een wolkje in de lucht. En met dat wolkje is de neutrale situatie meteen verdwenen. Geur is een ingrijpende, verregaande inbreuk op een ruimte. Er is geen enkele grens waar hij zich aan houdt; een heel dominante vorm van kunst bedrijven. Maar ook weer niet, omdat je zo gewend bent aan geuren om je heen dat je ze niet als een boodschap herkent.
RR: Geur komt echt je lichaam binnen. Tot een schilderij heb je veel meer afstand.
FB: Ik ervaar dat niet zo. Ik kan eigenlijk alles ruiken zonder grote problemen. Ook hele vieze dingen wil ik best even besnuffelen. Iets opeten vind ik van een andere orde. Maar: ben jij nou een liefhebber van de vraag?
RR: Ik ben niet pro en niet contra vraag. Een vraag ... is een open maken van iets. Een vraag kan dingen oproepen, iets met je dóen. Zich nestelen. Dat vind ik spannend. Ik voel me ook vaak zelf een vraagteken. Het geeft mij een zekere rust als ik dat kan communiceren. Het gegeven dat een ander anders denkt dan ik, anders waarneemt dan ik — dat vind ik heel prettig. Ik heb het nodig dat voortdurend bevestigd te krijgen.
FB: Waarom?
RR: Omdat ik anders gevangen zou zitten in mezelf. Het feit dat anderen zo anders kunnen zijn en dat ik daarnaar kan vragen biedt me perspectief.
~...~
RR: Ik ken een geraffineerde journalist. Laatst wilde hij iemand gaan ontmaskeren. Zijn partner was heel bezorgd. Samen hebben ze nagedacht over de locatie, omdat hij niet alleen met de geïnterviewde zou moeten zijn voor het geval dat die bijvoorbeeld gewelddadig zou worden door de vragen.
FB: Wat bezielt iemand om zijn privéleven zo op het spel te zetten? Ik kan me niet goed voorstellen dat je jezelf als vragensteller in een situatie manoeuvreert waarbij de vraag die je gaat stellen eventueel een klap in je gezicht kan betekenen. Dan is eigenlijk degene die de klap geeft niet per se schuldig, misschien.
RR: Nou, dit gaat ook weer over veiligheid en rechtvaardigheidsgevoel. Over recht, uiteindelijk. Ik vind het heel waardevol als mensen hun eigen veiligheid in naam van een grotere veiligheid in de waagschaal leggen.
FB: Als je een vraag stelt treed je in de arena.
RR: Je maakt je kwetsbaar?
FB: Nee, je treedt in de arena. Ik ben strenger ten opzichte van mensen die zich in de strijd begeven dan jij.
RR: Hoezo ben je streng?
FB: Je kan niet meer terug als je een vraag gesteld hebt. Je wordt als kind getraind om te denken: geen enkele vraag is fout. Vraag maar, maakt niet uit. Maar dat is gewoon niet realistisch. Je geeft je bloot; je kan geen vraag stellen zonder iets van jezelf prijs te geven. En je kan een vraag niet ongedaan maken.
RR: Nee, precies.
FB: Mensen denken dat vragen gratis is. Maar een vraag richt wat aan. Ik vind dat je er niet te scheutig mee moet zijn.
RR: Ik proef bij jou verontwaardiging over wat je ... een misverstand zou kunnen noemen, of ook wel misleiding: als je opgroeit word je voortdurend aangemoedigd om iets heel gevaarlijks te praktiseren, namelijk vragen stellen. Wanneer begon jij daar je vraagtekens bij te zetten?
FB: Pas geleden. Het is een ontdekking die je alleen kan doen als het te laat is. Ik ben opgegroeid met de vraag ‘Wat wil je worden?’ Met het idee: je kan alles worden. Je kan Henny Huisman worden, als je dat zou willen. Dat soort irrationele wensen blijven altijd bij je. Kunstenaar worden is hetzelfde, een totaal idiote keuze voor een leven. Wacht, ik veralgemeniseer het nu om duistere redenen. Bij míj zijn die wensen niet verdwenen. Het leven zou makkelijker zijn als ik níet die drang had om níet bij een groep te horen. Eigenlijk heb ik op school, als kind al, ervaren dat er iets niet aan klopte. Als iemand zei: ‘Vraag maar!’ dacht ik: ’Maar wat moet je dan vragen?’. Het is één van de ergste, meest beklemmende dingen die iemand tegen je kan zeggen.
RR: De vraag om een vraag?
Het project 'Vragen?', waar dit interview deel van uitmaakt, is onderdeel van het Suns and Stars programma van 2021-2023, een overkoepelend programma voor artistieke praktijken die zich ontwikkelen door open onderzoek in een context van samenwerking, geïnitieerd door Marjoca de Greef en Anastasija Pandilovska. Andere deelnemende kunstenaars zijn Sarah van Lamsweerde en Aram Lee.
Mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds en het Lira Fonds.
Mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds en het Lira Fonds.